ALKMAAR anders…

DE VERBINDING! Ik heb echter heel veel verbeeldingskracht nodig om die verbinding tot stand te brengen. En wat het zo bijzonder maakt, geen tekst noch uitleg bij te vinden, de maker niet te achterhalen maar de bomen kennen wel een naam, dat wil zeggen een soortnaam. Waar bomen veelal zwijgen, zijn het mensen die zich opmaken om de verbeeldende verbinding tot stand te gaan brengen. Waar ik deze wijzheid vandaan haal, dankzij Stadsgids Ellen weet ik nu ook waarom boven in riante huizen zich op de hoogste verdieping een rond venster bevindt. Duiven werden naar binnen gelokt, het luik klapte dichte, de duif liet het leven omdat zijn strot werd omgedraaid en ’s avonds zat de gegoede familie aan de gebraden duif. Of daar ook frieten bij geserveerd werden, hooguit krieltjes gebakken in spekvet. Want ook wist zij mij te vertellen dat een spekgladde stoep te danken was aan de delen van dat varken wat in de schoorsteen werd verhit en gerookt, met als gevolg dat het spekglad werd. Of dat zij mij weet te vertellen dat het kleinste huisje in Alkmaar wel klein begint, maar ergens verder weg wat breder zou gaan worden. 2 1/2 meter, waardoor die anderhalve meter gehaald kan worden.

Of dat een burgemeester er wel van hield om in de stad te wonen, maar wel wenste dat hij een riant uitzicht zou gaan houden, waardoor het Wijde Glop nog steeds zichtbaar is. In tegenstelling van het kleine glop wat geen andere functie had dan boten in het Luttik Oudorp de mogelijkheid bood om hun handel en wandel in stand te houden.

En wanneer wij dan zo door Alkmaar heen lopen, de anderhalve meter zoveel mogelijk in ere proberen te houden, wanneer in de Baangracht waar ooit de Boldoot (strontvlet) expres drie dagen lang de stank wist te verspreiden, een halve boot alle moeite doet om tegen de wal op te klimmen, de een zichzelf van een gouden Kroon voorzag, waarop een ander een nog grotere gouden kroon als gevelsteen liet maken, en een derde uit balorigheid de leeuwenkonten tegen de krip liet aanbrengen, dan kan het haast niet anders dan dat ik dankzij Ellen weer anders tegen Alkmaar ben gaan aankijken. En dat ik een Kaaskop ben, heb ik te danken aan het feit dat tegen de Spaanse furie geen helmen meer beschikbaar waren voor de verdedigers van de stad zij in arren moede de mallen die voor de kazen bedoeld waren als bescherming tegen kogels uit musketten op hun hoofd te zetten opdat zij het hoofd koel wisten te houden en met pek, teer en alles wat toen voorhanden was, de Spanjaard het hazenpad liet kiezen…

en de Molen van Piet heet gewoon Groot!