Handreiking

Dag en nacht wordt hij belaagd. Door zijn demonen. Te vuur en te zwaard aanvaardt hij iedere dag opnieuw de strijd: pillen geen bezwaar. Zijn behandelaar is uitbehandeld en als zovelen kreeg hij de opdracht om zijn lot te aanvaarden. Van enige vorm van beterschap kon in zijn geval geen sprake meer zijn. Er mee moeten leren leven was een boodschap waar hij geen kant mee uit kon. Aanvaarden van zijn lot was uit den boze, laat staan dat zijn mede lotgenoten enig soelaas konden bieden. Ook zij waren gedwongen om in dit geestelijke keurslijf, dat veel weg had van een dwangbuis hun eigen lot in handen te nemen. Een enkeling slaagde erin om te ontsnappen en waar de hemelpoort hen wachtte, verscheen geen engel en wachtte slechts de man met de zeis, de verlosser van het leven en simpelweg de dood.
Het zal je gebeuren wanneer de deuren zich achter je sluiten, in je leven niet veel meer rest dan geregeld een time-out, je maaltijden met gif zijn doordrenkt en de wanen die je verondersteld slechts de waarheid vertegenwoordigen, omdat anderen geen idee hebben van alles dat je bezighoudt. Wanneer kleurrijke bloemen niet veel later veranderen in kwaadaardige slangen die er alles aan doen om je met hun gespleten tong toe te sissen je over te geven aan de elementen die je te wachten staan. De kookpot borrelt, de afgrond nakend en geen schijn van kans om op enige handreiking voldoende kracht te hebben om hiervan gebruik te kunnen maken. Hel en verdoemenis, nog erger dan in de schilderijen van Jeroen Bosch, gedrochten die er alles aan gelegen is jouw handen af te hakken, je geslachtsdelen eraf te bijten en genadeloos je ribben bloot te gaan leggen. Je hart uit de borstkas te rukken en onderwijl klaagvrouwen de gelegenheid geven om hun jammerlijk gekrijs tot ver in je hersenen door te laten dringen. En dat alles voorzien van een rood vlammend hellevuur dat zich niet laat temmen en dat alles weg heeft van een marteling, een kastijding die menig zweep laat knallen. Om van al die stomme gezichten die je omringen maar te zwijgen, geen die een poging onderneemt om jou te hulp te schieten en waarschijnlijk wacht om ook zijn aandeel in het kopje kleiner maken van jou, nog even afwacht. De stemmen beloven je gouden bergen, van een zondvloed kan geen sprake zijn en je verdwijnt, op zeker moment, in het schuim van de aarde, staat op, wankelt door een lege straat waarbij lantaarnpalen een vaal licht op je gezicht werpen, ratten vluchten met een doordringend gepiep in het riool dat zich opmaakt om zich over jou te ontfermen. Zelfs daar kan geen sprake meer van zijn, wanneer je verscheurd en gescheurd, van je kleren verlost de naakte waarheid onder ogen komt. Om van je verdere lotsbestemming maar te zwijgen je ogen worden uit de kassen gerukt, je tong wordt doorkliefd en je gespleten realiteit kun je niet meer onder ogen komen. Wat is waar, wat is waarheid, wat is leugen, wat bedrog” Je raakt nog meer zinnen kwijt en waar je blijft…”!