TOMELOOS MONDKAPJE…
Er was eens… een tomeloos mondkapje! En dat tomeloze mondkapje was er alles aan gelegen om zo tomeloos mogelijk door het leven te gaan. Te bedenken dat dit was ontstaan in China en dat de fabriek die zich met dit mondkapje bezig hield vooral veel orders uit het Westen ontving, met name uit Nederland, zorgde ervoor dat het zo zorgeloos mogelijk met vele anderen in een doos in een zeecontainer werd afgevoerd. Maar… eenmaal in een haven in China beland, duurde het eerst uren, toen dagen, daarna weken en nog vele maanden voor het tomeloze mondkapje ergens in een Rotterdamse haven uiteindelijk over de weg werd vervoerd. En al die tijd hield het zich stil, ging op in de vele vergelijkbare kapjes tot het mondkapje opeens een vrolijk liedje gewaar werd: ‘altijd is Kortjakje ziek, heel de week maar zondags niet’.
Op zondag gaat Kortjakje naar de Gereformeerde Gemeente Vrijgemaakt en hoeft zich niet te houden aan de lockdown die elders in het land als vanzelfsprekend wordt nageleefd, met als gevolg dat Kortjakje die zondag al hoestend en proestend de kerk verlaat, na het schudden van de hand van de voorganger, juist die zondag in bed belandt. Dat had zij niet voorzien en het is juist die Hand van de Voorzienigheid dat haar van de weeromslag naar een mondkapje laat grijpen, niet wetend dat juist het tomeloze mondkapje zich in haar bezit bevindt. Eigenlijk weet tomeloos mondkapje geen raad met deze situatie en besluit zich dan maar op te schuilen tussen die andere negenenveertig soortgenoten. Dat Kortjakje juist tomeloos uit dit totaal moest plukken…
Ten einde raad besluit tomeloos mondkapje eens een doekje open te gaan doen, omtrent het handelen van Kortjakje en besluit dit keer haar mond te openen. Dat Kortjakje zich wild schrikt is voorspelbaar en dat tomeloos mondkapje haar dwingt om dit keer haar mond te houden, brengt Kortjakje niet alleen de stuipen op haar lijf, haar hart dat probeert uit haar borstkas te stuiteren en dat haar ademhaling neigt naar hyperventilatie, dat haar ogen van alles zien en dat haar hersenpan de neiging vertoont om de stoom door haar oren naar buiten te loodsen, de telefoon op zondag niet mag worden gebruikt en er geen anderen in haar buurt verkeren, dat 112 een verzoeknummer kan zijn om een ambulance haar richting uit te sturen, dat alles gaat als een bliksemflits door Kortjakje heen.
Op haar geroep en geschreeuw reageert niemand, want al haar kerkgenoten houden zich schuil achter de gesloten voordeur en daar er geen mens op straat te vinden valt, denkt Kortjakje op dit moment niet verder dan dat haar Heiland zich in haar nabijheid zal gaan bevinden. En wanneer Kortjakje besluit om voor haar zielenheil te gaan bidden, juist op dat moment klinkt een zware bas uit de mond van tomeloos mondkapje. Bulderend stelt tomeloos mondkapje waar zij het lef vandaan heeft om zich geenszins aan regels te houden, dat zij haar zielenheil boven de gezondheid van anderen stelt en dat zij niet alleen het lot van haarzelf heeft getart maar door haar gedrag ook anderen in een roekeloze situatie heeft gebracht. Maar gelovigen onder elkaar hebben nu eenmaal een streepje voor. Of dit ook naastenliefde betreft, daar kan Kortjakje op dit moment geen antwoord op geven. Neen, voor even zal zij met dit gegeven verder moeten leven… en dan is ze dood!
Tomeloos mondkapje kijkt verslagen in een hoek naar de dode Kortjakje. Tomeloos mondkapje probeerde Kortjakje in te laten zien dat waar zij mee bezig was, bepaald geen pleidooi was voor de Christelijke zielenheil die de Vrijgemaakte Gereformeerde Gemeente voorstaat. En zo kwam het dat Kortjakje in niet gewijde aarde, op een achterafje van de Gereformeerde begraafplaats zonder enig ritueel ter aarde werd besteld. Dat de Dominee die namens de Gemeente een speciaal mondkapje droeg, dat was geen ander opgevallen en dat tomeloos mondkapje haar mond nu hield…
Dat is weer een heel ander verhaal.
Kortjakje was nog nooit zo vrijgemaakt, of toch eerder afgekapt? In elk geval een mooi voorbeeld van een kap uit eigen doos.