Uit ’t zicht.

Ik zal niet zo snel beweren dat ik ergens een potje van maak, hooguit dat ik bij een aantal luyden wel een potje kan breken. En waar van scherven wordt verondersteld dat deze geluk kunnen gaan brengen, zolang Velpon nog te koop is zie je ook daar geen barst van. Met andere woorden neem ik wederom een voorschot op de dagen na die tweede operatie, waardoor mijn blik mogelijk op oneindig komt te staan, het druppelen nog steeds door Ria plaatsvindt en waar ik mijn ogen richt op Kwatta, die van een welverdiende rust geniet, kan het niet anders dan dat deze woorden ook gedoemd zijn om het gat dat zich voordoet, in te gaan vullen. Want ik loop zo langzamerhand toch richting die 5000 berichten, waarbij het een absoluut wonder zal zijn voor een ander.

Lange zinnen en geen herhalingen die gedoemd zijn om ten onder te gaan. Of het moet zo zijn dat ook mijn brein zo langzamerhand wat tekenen begint te tonen die doen denken aan vergeetachtigheid in de vorm van Alzheimer light. Ook daar valt wel weer een draai aan te geven zolang er nog geen sprake is van enige verlegenheid. Want stel je voor dat ik anderen in verlegenheid breng, met een mond vol aangapaste vullingen kom te staan of dat het mij kwalijk wordt genomen een uitspraak te doen die elders de haren ten berge laat rijzen. Dat zou bijzonder onverkWIKkelijk zijn en zolang ik nog steeds in staat ben om met mijn naam te kunnen spelen, is er mijns inziens weinig aan de hand!

Natuurlijk ook ik heb last van pretenties, maar weet mij daar mensmoedig doorheen te slaan. Simpelweg een kwestie van laveren en wanneer dit niet uitkomt, een kwestie van opporteren. Hoewel opportunisme niet altijd in de gelegenheid is om met al die winden mee te waaien, zeker niet in de huidige tijd. En zolang we niet bang hoeven te zijn dat het ontbrekende water onze lippen zal gaan bevochtigen, valt er eigenlijk weinig te melden.


Hetgeen ik dan weer bij deze doe!