Drijfveer

Het zijn de ongeschreven wetten die een rol spelen in het dagelijks bestaan. Beleefdheidsvormen gepast bij zekere gelegenheden, de hoed die in het verleden afging voor een groet, het voorgaan van een dame voor een heer, het openhouden van een deur, het ‘na u’ om een ander voor te laten gaan en tegenwoordig het afstand houden van elkaar. Maar dat is geen wet, dat is een noodzakelijkheid gezien de huidige situatie en dan ontstaat er zoiets als ‘burgerlijke ongehoorzaamheid.’ Waarbij voor- en tegenstanders proberen om de maatregelen die getroffen zijn, van een andere inhoud te voorzien.

Een crisissituatie dat ervoor gaat zorgen dat acties ontstaan, dat mededogen weer naar de achtergrond zal gaan verhuizen en dat kwaadschiks het van goedschiks dreigt te winnen. Er bestaat geen wet ten aanzien van noodzakelijk kwaad, maar wanneer de overheid aangeeft de belastingen te gaan verhogen, kan er sprake zijn dat een minderheid in Nederland een Meerderheid dient te gaan steunen. Iets van de sterkste schouders die er goed aan doen om van hun vermogen glansrijk afstand te gaan doen.

En dat zal wel weer de nodige discussie naar voren brengen, laat staan dat het Poldermodel ook dit keer uitkomst gaat bieden. Ongeschreven wetten zijn veelal gebaseerd op een bepaalde moraal die als vanzelfsprekend kan worden beschouwd. Het is onbeleefd om in Nederland na een maaltijd een overtuigende boer te laten, terwijl in China dit gepast is wanneer de maaltijd goed heeft gesmaakt. Dat je je niet mengt in een gesprek van anderen, tenzij je dit nadrukkelijk gevraagd wordt. Dat de vanzelfsprekende middelvinger getuigt van een onbeleefdheid die te pas en vaak ook te onpas naar boven komt.

Dat er sprake is van een veranderende moraal en mogelijk ook nog van een dubbele moraal, ik ben bang dat het die kant opgaat. Dat het een kwestie is van niet horen wat de ander zegt, maar te gaan luisteren is bijkans evident. Geen kwestie van zien maar meer leren kijken. En waar ik ooit heb gesteld dat ‘observeren kun je leren, hield ik mijn pupillen voor’, voor mij nog steeds van toepassing is, hoewel die pupillen allang zijn opgegroeid naar wezens die zich met zorg aan de zorg zijn gaan overgeven. Waardoor ik mijn beroep niet alleen als roeping heb ervaren maar daar ook nog eens een inhoudelijk beroep van heb kunnen maken, de veer die ik had als veerkracht ben gaan ervaren. Grondwettelijke rechten en daaraan gekoppelde plichten en de ongeschreven wetten als niet onbelangrijke drijfveer!