(G)EEN sprookje.

De EERSTE.
Zou hij zichzelf serieus bij zijn neus durven nemen? Dit keer moest hij bij zichzelf te rade gaan. Maar aan overtuiging had hij geen gebrek en het feit dat hij een ietwat narcistische inslag had, droeg bij aan het beeld dat hij koesterde. Waarop hij weer met zijn spiegelbeeld in conclaaf ging, dat ene sprietje haar met wat mondvocht alsnog op zijn plek duwde om daarna in een rechte lijn zijn haar zijwaarts te kammen. Een beetje gel en hij zag er weer pico bello uit, nog even een ander pak aantrekken en gelijk Claus ooit deed, zijn stropdas terzijde hangen.
Casual dit keer, hoewel het pak dat hij in eerste instantie aantrok, verdween haast terloops weer in de kast. Daar kon het zich verheugen op de geur van mottenballen, waarop gelijktijdig dat lied van Dorus door zijn hersenen kroop. ‘Er waren twee motten, in mijn oude jas…’ Motten, mottig, matig, slecht.

Een onbestemd gevoel maakt zich van hem meester, terwijl hij zijn speech uit den treure heeft voorbereid. Neen, zijn Engels is absoluut niet zijn sterkste punt, maar naar de Nonnen dat verdomt hij. Hij houdt zich immers bezig met totaal andere belangen, ziet zichzelf in zekere zin als een staatsman i.o. (in opleiding) en effent het pad dat voor hem ligt. Gedraagt zich als een kameleon, verschiet iedere keer weer van kleur en houdt zich vanzelfsprekend op de vlakte. Diplomatiek is zijn woordkeus en waar hij even de gelegenheid ziet om een ander met de problemen die zich voordoen op te zadelen, daar heeft hij een fijnbesnaarde gevoeligheid voor ontwikkeld. Anders is het in deze baan niet vol te houden en een volhouder is hij. Wat te denken van een volgend kabinet dat hij mag leiden, de populatie om hem heen gedraagt zich als een soort van lakeien en wie een poging onderneemt om hem te attenderen op het feit dat de leugentjes die hij om bestwil presenteert, krijgt achteraf onder vier ogen een veeg uit de pan.

Dat hij vaak alleen bij zichzelf te rade moet gaan, is inherent aan de keuzes die hij gemaakt heeft. Dat hij zijn oor geregeld bij zijn moeder te luisteren heeft gelegd, sinds haar verscheiden heeft zich nog geen ander gewillig oor aangediend. Hooguit mensen die hem naar de mond praten en er alles aan doen om bij hem in het gevlei te komen. Baantjesjagers als het ware, ware het niet dat hij vaak de verborgen agenda’s weet uit te pluizen. En ook daar op zijn manier op een ander moment gebruik van weet te maken.


Neen, het valt niet mee om aan de top te staan, vaak eenzaam aan de top waar niemand hem kan raden. Of het moet zo zijn dat wanneer hij in de spiegel kijkt, de vraag stelt waarop hij het antwoord op voorhand weet: ‘spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de eerste in dit land?!’

mdaJan

Neen, het valt niet mee om in de schoenen te staan van die EERSTE.