~Het maakt CUPIDO…~

Toen Jan (van) Riebeeck naar de Kaap (De Goede Hoop) voer, verlegde Jan Roobeek zijn koers naar elders. Een vergelijk van appels en peren doet zich voor, edoch wanneer ik het woord ooft gebruik, kan ik daar nu nog de vruchten van plukken. Want wat is de overeenkomst tussen deze beide Jannen? Dat zij zich in het verleden hebben voorgedaan en dat het heden nog steeds (althans vorig jaar niet en of dit er dit jaar inzit valt te betwijfelen) alles aan hebben gedaan om in hun eigen tijd de omstandigheden van toen zichtbaar te maken. De een met prenten en verhalen, de ander door met Kaeskoppenstad het verleden in het heden zichtbaar te maken. Met hoeren en kwakzalvers (van Riebeeck was arts en chirurgijn) met Pestlijders en Pestbestrijders, met jongeren als pestkoppen, met ouderen als dronkenlappen, met spelletjes die de Spanjaard moest ondergaan, met bierbrouwers en walvisvaarders, met een Latijnse school en de Alkmaarse voet, met het oprichten van Alkmaars Goud als zijnde kaas in ontwikkeling, met een hunkering naar toen in het huidige nu en met het feit dat naast de duikboot van Drebbel, de Craen, de Rooie Tooren en wachters die niet te beroerd zijn om het volk in goede banen te leiden, het verleiden door die eerder genoemde vrouwen van lichte zeden, en de gewoonten van toen over te brengen naar het huidige nu door de pest te vervangen door een ander virus, dat kan doorgaan voor de overeenkomt, maar…

De huidige Jan (Roobeek) heeft onderwijl zijn pijlen alweer op iets anders gericht, althans wanneer het aan hem ligt (en aan hem zal het niet liggen!) krijgt het Franse Chanson een optater van jewelste. Dat wil zeggen, Jan heeft zich gebogen over de teksten van Georges Brassens en het is hem bijzonder goed gelukt om zijn onmetelijke kennis van de Franse taal zodanig te gaan coupureren (een woord dat ik geheel en al voor mijn rekening neem!) van een aansprekende Nederlandse tekst te voorzien. In hem schuilt niet alleen een musicus, maar ook nog eens een woordkunstenaar die de taal niet alleen verstaat en naar voren brengt, maar er ook nog een zodanige toevoeging aan heeft weten toe te voegen dat de humor en het dubbele dat Brassens werken zo bijzonder maakt, ook in het Nederlands goed te begrijpen en voor te stellen zijn.

En dat duidt niet alleen op kunst, maar in zekere zin ook op levenskunst! Want als leven op zich al een kunst is, blijkt dat levenskunst nog veel meer van de mens vraagt. Waar het kan gaan schuren en gaan schrijnen, waar het zeer doet en pijn geeft en waar geluk steeds maar weer tussen je vingers door lijkt te glippen, waar verdriet en opwinding naast elkaar kunnen bestaan, waar voorspoed wordt afgewisseld met ellende en waar het naakte bestaan niet veel meer hoeft te doen dan af te wachten wanneer het gekleed gaat worden, dat geeft die tweede Jan weer in de teksten die hij naar voren brengt. 21 chansons heeft Jan met een tweetal kompanen te weten Jaap Hartog en Klaas Doedens voor zijn rekening genomen en wanneer de titel ‘Het maakt Cupido geen donder uit’ naar voren komt dan kan het haast niet anders dan….


Dat ik hier in de aankomende tijd nog wat vaker over zal gaan berichten