Hugo is de Kwaadste niet!

Hugo is de Kwaadsteniet. Ook Willem de Kwaadsteniet (1928 – 1989) was een politicus maar die droeg wel deze zinwoordnaam. Het duidt op een persoon die nog niet zo slecht was. En wanneer de kappers nu zoveel mogelijk open zijn, is het niet mijn bedoeling om alle politici over die ene kam te scheren. Want velen voelen zich geroepen om afscheid te gaan nemen van hun minder voorbeeldig Coronakapsel. Hooguit dat Geert en nog een vleugje Soleil door laat weven. Want met dat kale voorhoofd van Dion kan hij de laatste tijd nauwelijk meer uit de voeten…
Naast de Kwaadsteniet wil ik iets anders gaan stellen. Het was ooit een serie die onder de noemer ‘een mens van goeden wil’ moest wedijveren met een herdershond. En laat die herdershond nu een dagboek bijhouden, een dagboek dat mensen langdurig aan de beeldbuis wist te kluisteren. En waarbij een kapelaan een glansrol vervulde. Zo ver wil ik vandaag niet gaan, waar ik wel melding van ga maken is een filosofisch getint epistel dat slechts door woorden zal worden gekenmerkt. Tegenover de Kwaadsteniet zet ik vandaag De Goede Wil. (In mijn gedachten bedacht ik dat de Bestewil ook wel een naamdrager zou hebben, maar helaas!)

En dan komt Immanuel Kant (noch wal) om de hoek kijken. Noem het plichtethiek (categorisch imperatief) als belangrijk leerstuk in de deontologie. ‘Handel alleen naar het maxime waarvan je tegelijkertijd kunt willen dat zij een universele wet zou worden.’ Met andere woorden: richt je in je doen en laten uitsluitend naar je gedragsregels waarvan je zou kunnen willen dat iedereen zich er naar richt.


In Vlaanderen maakt deontologie als vak deel uit van veel (hogere) opleidingen. Het doel daarvan is om bijvoorbeeld artsen, maatschappelijk werkers, juristen, leraren en verpleegkundigen vertrouwd te maken met de plichten die hun toekomstig beroep met zich meebrengt. Aan de orde komen het beroepsgeheim en privacy, zorgvuldigheid bij handelen en advies, informatieplicht tegenover ouders dan wel opvoeders en zwijgplicht en zwijgrecht.

Ook ik heb tot twee keer toe een belofte afgelegd: een belofte van geheimhouding, zowel in de B als in de A. Op een gegeven moment is dat ritueel ergens onderweg verdwenen. En wanneer de volgende woorden ergens een lampje laten branden kan ik vandaag niet veel meer doen dan die belofte nogmaals naar voren te brengen:

“Ik beloof geheim te zullen houden wat mij bij de uitoefening van het beroep als verpleegkundige als geheim is toevertrouwd of te mijner kennis is gekomen”.

Soms is het goed om even stil te staan in het verleden en soms is het beter om je juist in het NU te realiseren wat dingen uit het verleden voor waarde hebben (gehad.)